Wunderkammers ontstonden in de vijftiende eeuw. Vermogende mensen verzamelden van alles wat de schepping voortbracht. Van vazen tot mineralen, van hoorn van de eenhoorn tot struisvogeleieren, van  lenzen tot opgezette dieren, van schelpen tot gereedschappen. Het werden wel eens rariteitenkabinetten genoemd, maar vaak waren het serieuze pogingen om de wereld in beeld te brengen. 

Pauline stelt langzaam haar eigen Wunderkammer samen, maar dan met voorwerpen die een relatie hebben met drop en zoethout. Overal in Europa struint ze winkels en markten daarvoor af. Tijdens haar workshops kan ze deze voorwerpen gebruiken om de geschiedenis van drop duidelijker uiteen te zetten.